Jesaja 41:8-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Maar gij, Israël, mijn knecht, Jakob, die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abraham,

9. gij, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde en geroepen uit haar uithoeken, tot wie Ik zeide: Gij zijt mijn knecht, Ik heb u verkoren en u niet versmaad –

10. vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand.

11. Zie, allen die tegen u in woede ontstoken zijn, staan beschaamd en worden te schande; de mannen die u bestrijden, worden als niets en komen om;

Jesaja 41