15. en bad tot de Here:
16. Here der heerscharen, God van Israël, die op de cherubs troont, Gij, Gij alleen zijt God over alle koninkrijken der aarde; Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt.
17. Neig, Here, uw oor en hoor; open, Here, uw ogen en zie; hoor al de woorden van Sanherib, die hij heeft doen overbrengen om de levende God te honen.
18. Waarlijk, Here, de koningen van Assur hebben alle landen en hun gebied verwoest
19. en hun goden in het vuur geworpen, want het waren geen goden, maar slechts het maaksel van mensenhanden, hout en steen; daarom hebben zij die kunnen vernietigen.
20. Nu dan, Here, onze God, verlos ons uit zijn macht; dan zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij, Here, alleen God zijt.
21. Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia deze boodschap: Zo zegt de Here, de God van Israël, daar gij tot Mij gebeden hebt betreffende Sanherib, de koning van Assur –
22. dit is het woord, dat de Here over hem spreekt: zij veracht u, zij bespot u, de jonkvrouw, de dochter Sions; zij schudt het hoofd achter u, de dochter van Jeruzalem.
23. Wie hebt gij gehoond en gelasterd, en tegen wie de stem verheven en uw ogen trots opgeslagen? Tegen de Heilige Israëls!
24. Door uw dienaren hebt gij de Here gehoond en gezegd: met de menigte mijner wagens bestijg ik de hoogte der bergen tot ver in de Libanon; ik vel zijn statige ceders, de keur zijner cypressen; ik bereik zelfs zijn hoogste top, zijn weelderig woud.