8. Ja, alle tafels zijn vol walgelijk braaksel, geen plek is er over.
9. „Wie wil hij kennis leren en wie wil hij een openbaring doen verstaan? Hun die van de melk gespeend, aan de borst ontwend zijn?
10. Want het is wet op wet, wet op wet, eis op eis, eis op eis, hier wat, daar wat.”