6. Voorwaar, Gij hebt uw volk, het huis van Jakob, verworpen, omdat het geheel beïnvloed is door het Oosten en toverij pleegt als de Filistijnen en samendoet met kinderen van buitenlanders.
7. Zijn land is vol zilver en goud en aan zijn schatten is geen einde; ook is zijn land vol paarden en aan zijn wagens is geen einde;
8. ook is zijn land vol afgoden: voor het werk van eigen handen, voor wat eigen vingers hebben gemaakt, buigt men zich neder.