Jeremia 6:9-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Zo zegt de Here der heerscharen: Lees, lees het overblijfsel van Israël als een wijnstok na; keer uw hand als een wijngaardenier tot de ranken!

10. Tot wie moet ik spreken en betuigen, dat zij horen? Zie, hun oor is onbesneden, zodat zij niet kunnen luisteren; zie, het woord des Heren is hun tot een smaad, zij hebben daarin geen behagen.

11. Zo ben ik dan vol van de grimmigheid des Heren, ik heb mij afgemat om haar in te houden. Giet haar uit over het kind op de straat en over de kring der jongelingen tezamen! Want ook de man met de vrouw zal gevangengenomen worden, de grijsaard met de oude van dagen;

12. en hun huizen zullen overgaan aan anderen, akkers en vrouwen tezamen, want Ik zal mijn hand uitstrekken tegen de inwoners van het land, luidt het woord des Heren.

13. Want van klein tot groot zijn zij er allen op uit zich te bevoordelen; allen, van profeet tot priester, plegen zij bedrog.

Jeremia 6