19. en Ik breng Israël terug naar zijn weide, opdat het Karmel en Basan afweide en op het gebergte van Efraïm en in Gilead zich verzadige.
20. In die dagen en te dien tijde, luidt het woord des Heren, zal de ongerechtigheid van Israël gezocht worden, maar zij is er niet, en de zonden van Juda, maar zij zijn niet te vinden; want Ik zal vergeving schenken aan wie Ik doe overblijven.
21. Tegen het land Merataïm, trek daartegen op en tegen de inwoners van Pekod. Verdelg en sla met de ban, luidt het woord des Heren, en doe geheel zoals Ik u gebied.
22. Krijgsrumoer in het land en groot verderf!