20. Boodschapt dit onder het huis van Jakob en laat het horen in Juda:
21. Hoort dit toch, gij dwaas en verstandeloos volk, dat ogen heeft zonder te zien en oren zonder te horen:
22. Wilt gij Mij niet vrezen, luidt het woord des Heren, of voor Mij niet beven, die het zand gesteld heb tot grens voor de zee, een altoosdurende beperking, die zij niet zal overschrijden; al rollen haar golven, zij vermogen niets; al bruisen zij, zij overschrijden haar niet.
23. Maar dit volk heeft een weerbarstig en weerspannig hart, zij zijn afgeweken en heengegaan,