9. Zo zegt de Here, de God van Israël, tot wie gij mij gezonden hebt om uw smeekgebed voor Hem uit te storten:
10. Indien gij rustig in dit land blijft, dan zal Ik u bouwen en niet afbreken, u planten en niet uitrukken, want Ik heb berouw over het kwaad dat Ik u heb aangedaan.
11. Weest niet bevreesd voor de koning van Babel, voor wie gij bevreesd zijt, weest niet bevreesd voor hem, luidt het woord des Heren, want Ik ben met u om u te verlossen en u uit zijn macht te bevrijden,
12. en Ik zal u erbarming doen vinden, dat hij zich over u erbarme en u in uw land laat blijven.
13. Maar als gij zegt: Wij willen in dit land niet blijven, zodat gij niet luistert naar de stem van de Here, uw God, denkende: