1. Het woord, dat van de Here tot Jeremia kwam, nadat Nebuzaradan, de bevelhebber van de lijfwacht, hem uit Rama had laten gaan, toen deze hem had laten halen, terwijl hij in boeien geslagen was te midden van al de ballingen van Jeruzalem en Juda, die naar Babel zouden worden weggevoerd.
2. De bevelhebber nu van de lijfwacht had Jeremia laten halen en had tot hem gezegd: De Here, uw God, heeft van deze rampspoed over deze plaats gesproken,
3. en de Here heeft hem doen komen en gedaan, zoals Hij gesproken had, omdat gij tegen de Here gezondigd hebt en niet naar zijn stem hebt gehoord: zo is u dit dan overkomen.
4. Nu dan, zie, ik heb u heden bevrijd van de boeien die om uw handen waren; indien het u behaagt met mij naar Babel te gaan, ga dan en ik zal mijn oog op u vestigen; doch indien het u mishaagt met mij naar Babel te gaan, zo laat het; zie, het gehele land ligt vóór u; waarheen ook het in uw ogen goed en recht is te gaan, ga daarheen,