Jeremia 36:26-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Daarop gebood de koning de prins Jerachmeël en Seraja, de zoon van Azriël, en Selemja, de zoon van Abdeël, om de schrijver Baruch en de profeet Jeremia gevangen te nemen; maar de Here hield hen verborgen.

27. Toen kwam het woord des Heren tot Jeremia, nadat de koning de rol met de woorden die Baruch had opgetekend uit de mond van Jeremia, verbrand had, aldus:

28. Neem weer een andere rol en schrijf daarop al de vorige woorden die op de eerste rol stonden, welke Jojakim, de koning van Juda, verbrand heeft;

Jeremia 36