De Here deed mij zien, en zie, er stonden twee korven vijgen voor de tempel des Heren – nadat Nebukadressar, de koning van Babel, Jechonja, de zoon van Jojakim, de koning van Juda, en de vorsten van Juda en de handwerkslieden en de smeden uit Jeruzalem in ballingschap gevoerd en naar Babel gebracht had –;