Hosea 8:4-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Zij hebben koningen aangesteld, maar buiten Mij om; vorsten, zonder dat Ik ervan wist. Van hun zilver en hun goud hebben zij zich afgodsbeelden gemaakt tot hun verderf.

5. Verfoeilijk is uw kalf, o Samaria! – Mijn toorn is tegen hen ontbrand. Hoelang nog zal hun reiniging onmogelijk zijn? –

6. Voorwaar, ook dit is uit Israël, het is het maaksel van een werkmeester, een god is het niet. Voorwaar, tot splinters zal dat kalf van Samaria worden.

7. Want wind zaaien zij en storm oogsten zij: tot rijpheid komt het koren niet, het is een gewas dat geen meel voortbrengt; en brengt het al iets voort, dan verslinden het vreemden.

Hosea 8