12. Daarom ben Ik voor Efraïm als een mot, en als een beeneter voor het huis van Juda.
13. Toen Efraïm zijn krankheid zag, en Juda zijn gezwel, ging Efraïm naar Assur en zond boden naar koning Strijdlust. Deze echter kan u geen genezing schenken, en zal het gezwel van u niet wegnemen.
14. Want Ik ben als een leeuw voor Efraïm, en als een jonge leeuw voor het huis van Juda. Ik, Ik zal verscheuren en heengaan;