Hosea 13:2-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Ook nu gaan zij voort met zondigen en maken zich gegoten beelden van hun zilver, afgodsbeelden, naar eigen inzicht, alles het werk van metaalbewerkers. Men zegt van hen: De mensen die offeren, kussen kalveren.

3. Daarom zullen zij worden als een morgenwolk, als dauw die in de vroegte vergaat, als kaf dat van de dorsvloer wegstuift, en als rook uit het venster.

4. Maar Ik ben de Here, uw God, van het land Egypte af; een God nevens Mij kent gij niet en een verlosser buiten Mij is er niet.

5. Ik heb u in de woestijn gekend, in een verschroeid land.

6. Toen zij weidden, werden zij verzadigd; toen zij verzadigd waren, verhief zich hun hart; daarom vergaten zij Mij.

7. Zo ben Ik hun als een leeuw geworden, loer ik als een panter op de weg.

8. Ik val hen aan als een van jongen beroofde berin, Ik rijt hun borstkas open, en verslind ze dan als een leeuwin; het gedierte des velds verscheurt hen.

9. Het is uw verderf, Israël, dat gij u keert tegen Mij, uw helper.

Hosea 13