1. Zodra Efraïm sprak, was er schrik, hij was verheven in Israël; maar hij maakte zich schuldig door de Baäl, en stierf weg.
2. Ook nu gaan zij voort met zondigen en maken zich gegoten beelden van hun zilver, afgodsbeelden, naar eigen inzicht, alles het werk van metaalbewerkers. Men zegt van hen: De mensen die offeren, kussen kalveren.