Hooglied 6:11-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Naar de notenhof daalde ik afom te zien naar de bloesems van het dal,om te zien of de wijnstok botte,de granaatappelbomen bloeiden.

12. – Ik kende mijzelve niet;gij hebt mij op vorstelijke wagens geplaatst.

13. Wend u, wend u, gij Sulammitische,wend u, wend u, dat wij u bezien!„Wat wilt gij naar de Sulammitische zienals naar de reidans van Machanaïm?”

Hooglied 6