30. en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken.
31. Waakt dan en herinnert u, dat ik drie jaren lang nacht en dag niet heb opgehouden ieder afzonderlijk onder tranen terecht te wijzen.
32. En nu, ik draag u op aan de Here en het woord zijner genade, aan Hem, die bij machte is te bouwen en het erfdeel te geven onder alle geheiligden.
33. Ik heb niemands zilver of goud of kleding begeerd;
34. zelf weet gij, dat deze handen in mijn behoeften en in die van hen, die bij mij waren, hebben voorzien.