13. en zeiden: Deze tracht de mensen te overreden om God op onwettige wijze te vereren.
14. En toen Paulus op het punt stond zijn mond te openen, zeide Gallio tot de Joden: Indien er sprake was van enige onrechtmatigheid of misdrijf, zou ik u, o Joden, uit de aard der zaak ontvankelijk verklaard hebben;
15. maar nu het geschillen zijn over een woord en namen en de wet, die bij u geldt, moet gij het zelf maar uitmaken; hierover wil ik geen rechter zijn.
16. En hij joeg hen van zijn rechterstoel weg.