Genesis 47:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen kwam Jozef bij Farao, deelde het hem mee, en zeide: Mijn vader en mijn broeders zijn met hun kleinvee, hun runderen en al wat zij bezitten, gekomen uit het land Kanaän, en zij zijn in het land Gosen.

2. Nu had hij vijf mannen uit zijn broeders meegenomen, en hij stelde die aan Farao voor.

3. En Farao zeide tot zijn broeders: Wat is uw bedrijf? Daarop zeiden zij tot Farao: Uw knechten zijn schaapherders, wij evenals onze vaderen.

Genesis 47