1. De mens nu had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Kaïn; en zij zeide: Ik heb met des Heren hulp een man verkregen.
2. Voorts baarde zij zijn broeder Abel; en Abel werd schaapherder, Kaïn landbouwer.
3. Na verloop van tijd nu bracht Kaïn van de vruchten der aarde aan de Here een offer;
4. ook Abel bracht er een van de eerstelingen zijner schapen, van hun vet; en de Here sloeg acht op Abel en zijn offer,
5. maar op Kaïn en zijn offer sloeg Hij geen acht. Toen werd Kaïn zeer toornig en zijn gelaat betrok.
6. En de Here zeide tot Kaïn: Waarom zijt gij toornig en waarom is uw gelaat betrokken?