Genesis 36:23-41 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

23. En dit waren de zonen van Sobal: Alwan, Manachat, Ebal, Sefo en Onam.

24. En dit waren de zonen van Sibon: zowel Ajja als Ana; dit is de Ana, die de hete bronnen in de woestijn gevonden heeft, toen hij de ezels van zijn vader Sibon hoedde.

25. En dit waren de kinderen van Ana: Dison; en Oholibama was de dochter van Ana.

26. En dit waren de zonen van Disan: Chemdan, Esban, Jitran en Keran.

27. Dit waren de zonen van Eser: Bilhan, Zaäwan en Akan.

28. Dit waren de zonen van Disan: Us en Aran.

29. Dit waren de stamhoofden der Chorieten: Lotan, Sobal, Sibon, Ana,

30. Dison, Eser en Disan; dit waren de stamhoofden der Chorieten, naar hun stammen in het land Seïr.

31. En dit waren de koningen, die over het land Edom regeerden, voordat er een koning over de Israëlieten regeerde.

32. In Edom dan regeerde Bela, de zoon van Beor, en zijn stad heette Dinhaba.

33. Toen Bela gestorven was, werd koning in zijn plaats Jobab, de zoon van Zerach, uit Bosra.

34. Toen Jobab gestorven was, werd koning in zijn plaats Chusam, uit het land der Temanieten.

35. Toen Chusam gestorven was, werd koning in zijn plaats Hadad, de zoon van Bedad, die Midjan versloeg in het veld van Moab, en zijn stad heette Awit.

36. Toen Hadad gestorven was, werd koning in zijn plaats Samla, uit Masreka.

37. Toen Samla gestorven was, werd koning in zijn plaats Saul, uit Rechobot aan de rivier.

38. Toen Saul gestorven was, werd koning in zijn plaats Baäl-Chanan, de zoon van Akbor.

39. Toen Baäl-Chanan, de zoon van Akbor, gestorven was, werd koning in zijn plaats Hadar, en zijn stad heette Paü, en zijn vrouw heette Mehetabel, de dochter van Matred, de dochter van Me-Zahab.

40. En dit zijn de namen der stamhoofden van Esau naar hun geslachten, naar hun plaatsen, met hun namen: Timna, Alwa, Jetet,

41. Oholibama, Ela, Pinon,

Genesis 36