Genesis 35:7-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. bouwde hij daar een altaar, en hij noemde die plaats El-Betel, omdat God Zich daar aan hem geopenbaard had, toen hij voor zijn broeder vluchtte.

8. Toen Debora, de voedster van Rebekka, gestorven was, werd zij begraven beneden Betel onder een eik, en men noemde die: Eik van geween.

9. En God verscheen wederom aan Jakob, bij zijn komst uit Paddan-Aram, en zegende hem;

Genesis 35