Genesis 32:29-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. Daarop vroeg Jakob: Zeg mij toch uw naam. Maar hij antwoordde: Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? En hij zegende hem daar.

30. En Jakob noemde de plaats Pniël, want (zeide hij) ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven.

31. En de zon ging over hem op, toen hij door Penuël getrokken was; en hij ging mank aan zijn heup.

Genesis 32