1. Ook Jakob ging zijns weegs, en engelen Gods ontmoetten hem.
2. Toen hij hen zag, zeide Jakob: Dit is een leger Gods. Daarom noemde hij die plaats Machanaïm.
3. En Jakob zond boden voor zich uit tot zijn broeder Esau, naar het land Seïr, het gebied van Edom.
4. En hij gebood hun: Zo zult gij tot mijn heer, tot Esau, zeggen: Zo zegt uw knecht Jakob: ik heb als vreemdeling bij Laban vertoefd en ben daar tot nu toe gebleven.