33. werden op de vierde dag het zilver en het goud en de voorwerpen gewogen in het huis van onze God onder toezicht van Meremot, de zoon van Uria, de priester; met hem was daar ook Elazar, de zoon van Pinechas, en tevens bevonden zich bij hen de Levieten Jozabad, de zoon van Jesua, en Noadja, de zoon van Binnuï, –
34. alles naar getal en gewicht, en het gehele gewicht werd opgetekend.
35. In diezelfde tijd brachten de ballingen die uit de gevangenschap waren gekomen, brandoffers aan de God van Israël: twaalf stieren voor geheel Israël, zesennegentig rammen, zevenenzeventig lammeren, twaalf bokken tot een zondoffer; alles als een brandoffer voor de Here.