28. En ik zeide tot hen: Gij zijt de Here geheiligd, evenzo zijn deze voorwerpen geheiligd, en het zilver en het goud zijn een vrijwillige gave voor de Here, de God uwer vaderen;
29. bewaakt ze en houdt ze onder uw hoede, totdat gij ze kunt afwegen in het bijzijn van de oversten der priesters, van de Levieten en van de oversten van Israëls families te Jeruzalem, in de vertrekken van het huis des Heren.
30. Toen namen de priesters en de Levieten het afgewogen zilver en goud en de voorwerpen in ontvangst om ze te brengen naar Jeruzalem, naar het huis van onze God.