Ezra 8:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Dit zijn hun familiehoofden en geslachtsregisters, namelijk degenen die onder de regering van koning Artachsasta met mij uit Babel optrokken:

2. van de zonen van Pinechas: Gersom; van de zonen van Itamar: Daniël; van de zonen van David: Chattus, de zoon van Sekanja;

3. van de zonen van Paros: Zekarja, en met hem waren honderd vijftig personen van het mannelijk geslacht in de registers opgetekend;

4. van de zonen van Pachat-Moab: Eljehoënai, de zoon van Zerachja, en met hem tweehonderd personen van het mannelijk geslacht;

5. van de zonen van Zattu: Sekanja, de zoon van Jachaziël, en met hem driehonderd personen van het mannelijk geslacht;

6. en van de zonen van Adin: Ebed, de zoon van Jonatan, en met hem vijftig personen van het mannelijk geslacht;

7. van de zonen van Elam: Jesaja, de zoon van Atalja, en met hem zeventig personen van het mannelijk geslacht;

Ezra 8