Ezra 2:36-41 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

36. De priesters:de zonen van Jedaja, en wel het huis van Jesua: negenhonderd drieënzeventig;

37. de zonen van Immer: duizend tweeënvijftig;

38. de zonen van Paschur: duizend tweehonderd zevenenveertig;

39. de zonen van Charim: duizend zeventien.

40. De Levieten:de zonen van Jesua en Kadmiël, en wel de zonen van Hodawja, vierenzeventig.

41. De zangers:de zonen van Asaf: honderd achtentwintig.

Ezra 2