Ezechiël 6:10-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. En zij zullen weten, dat Ik, de Here, niet zonder grond gezegd heb hun dit onheil te zullen aandoen.

11. Zo spreekt de Here Here: Sla in uw hand, stamp met uw voet en roep: Wee! over al de boze gruwelen van het huis Israëls, want door het zwaard, door de honger en door de pest zullen zij vallen.

12. Wie ver weg is, zal sterven door de pest; wie dichtbij is, zal vallen door het zwaard; wie overgebleven en gespaard is, zal sterven door de honger; Ik zal mijn grimmigheid ten volle over hen brengen.

13. Gij zult weten, dat Ik de Here ben, wanneer hun gedoden te midden hunner afgoden rondom hun altaren liggen op elke hoge heuvel, op alle bergtoppen, onder elke groene boom en onder elke lommerrijke terebint, ter plaatse waar zij al hun afgoden een liefelijke reuk hebben bereid.

Ezechiël 6