Ezechiël 45:8-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. zal zijn gebied zijn, tot een bezitting in Israël, zodat mijn vorsten mijn volk niet meer onderdrukken, maar het land overlaten aan het huis Israëls, naar hun stammen.

9. Zo zegt de Here Here: Het is meer dan genoeg geweest, vorsten van Israël. Laat af van geweld en onderdrukking, handelt naar recht en gerechtigheid; ontlast mijn volk van uw afpersingen, luidt het woord van de Here Here.

10. Gij zult een zuivere weegschaal hebben, een zuivere efa en een zuivere bath;

11. de efa en de bath zullen één geijkte maat hebben, zodat een bath een tiende van een homer bevat, en een efa een tiende van een homer; naar de homer moet de ijking ervan zijn –

12. de sikkel is twintig gera; twintig sikkels, vijfentwintig sikkels en vijftien sikkels zal u een mine zijn.

13. Dit nu is de heffing die gij (de vorst) geven zult: een zesde efa van een homer tarwe en een zesde efa van een homer gerst;

14. en het recht op de olie, de bath olie, bedraagt een tiende bath van elke kor – tien bath een homer, want tien bath is een homer –.

15. Voorts één stuk kleinvee van elke kudde van tweehonderd uit de waterrijke weiden van Israël, tot spijsoffer, brandoffer en vredeoffers, om over hen verzoening te doen, luidt het woord van de Here Here.

16. Al het volk des lands zal bijdragen aan deze heffing voor de vorst in Israël.

17. Maar op de vorst rust de plicht van de brandoffers, het spijsoffer en het plengoffer, op de feesten, de nieuwemaansdagen en de sabbatten, op al de hoogtijden van het huis Israëls. Hij zal het zondoffer en het spijsoffer, het brandoffer en de vredeoffers brengen, om verzoening te doen voor het gehele huis Israëls.

18. Zo zegt de Here Here: In de eerste maand, op de eerste der maand, zult gij een gave jonge stier nemen en daarmede het heiligdom ontzondigen.

19. De priester zal daartoe iets van het bloed van het zondoffer nemen en dat strijken aan de post van het huis, aan de vier hoeken van de omloop van het altaar en aan de post van de poort van de binnenste voorhof.

Ezechiël 45