Ezechiël 45:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Wanneer gij nu het land door het lot als erfdeel toewijst, zult gij de Here bij wijze van heffing geven een heilig stuk van het land; lang vijfentwintigduizend (el) en breed twintigduizend (el); dit zal in zijn ganse omvang heilig zijn.

2. Hiervan zal voor het heiligdom bestemd zijn vijfhonderd bij vijfhonderd (el), een vierkant rondom, en vijftig el als open veld daaromheen.

3. Van dat afgemeten terrein zult gij een lengte van vijfentwintigduizend (el) en een breedte van tienduizend (el) afmeten; daarin zal het heiligdom komen te liggen als het allerheiligste;

4. dit zal een heilig stuk van het land zijn; het zal voor de priesters zijn, die het heiligdom bedienen, die naderen om de Here te dienen; en het is bestemd voor hen als plaats voor huizen en als een gewijde plaats voor het heiligdom.

5. Vijfentwintigduizend (el) lengte en tienduizend (el) breedte zal voor de Levieten zijn, die het huis verzorgen, hun tot een bezitting, tot steden ter bewoning.

Ezechiël 45