1. Wanneer gij nu het land door het lot als erfdeel toewijst, zult gij de Here bij wijze van heffing geven een heilig stuk van het land; lang vijfentwintigduizend (el) en breed twintigduizend (el); dit zal in zijn ganse omvang heilig zijn.
2. Hiervan zal voor het heiligdom bestemd zijn vijfhonderd bij vijfhonderd (el), een vierkant rondom, en vijftig el als open veld daaromheen.