30. en er waren voorhallen aan alle zijden, vijfentwintig el lang en vijf el breed –
31. haar voorhal lag aan de kant van de buitenste voorhof, en er waren palmen aan de muurvlakken daarvan, en acht treden telde haar opgang.
32. Toen bracht hij mij naar de binnenste voorhof aan de oostzijde en hij mat de poort: dezelfde afmetingen,
33. haar kamers, haar muurvlakken en haar voorhal: dezelfde afmetingen. Evenals haar voorhal had zij vensters aan alle zijden; zij was vijftig el lang en vijfentwintig el breed.
34. Haar voorhal was aan de buitenste voorhof; aan de muurvlakken daarvan waren palmen aan weerszijden, en acht treden telde haar opgang.
35. Vervolgens bracht hij mij naar de Noordpoort; hij mat haar: dezelfde afmetingen,
36. haar kamers, haar muurvlakken en haar voorhal; zij had vensters aan alle zijden; zij was vijftig el lang en vijfentwintig el breed;
37. haar voorhal lag aan de buitenste voorhof; er waren aan weerszijden palmen aan haar muurvlakken; acht treden telde haar opgang.
38. Ook was er een vertrek, waarvan de ingang zich bij de muurvlakken der poorten bevond; daar spoelde men het brandoffer af.
39. In de voorhal der poort stonden aan weerszijden twee tafels om daarop het brandoffer, het zondoffer en het schuldoffer te slachten.
40. Aan de zijkant, aan de buitenkant, als men naar de ingang van de poort opsteeg noordwaarts, waren twee tafels, en aan de andere zijkant van de voorhal der poort eveneens twee tafels.
41. Er waren vier tafels aan elke zijkant van de poort: acht tafels, waarop men slachtte.
42. De vier tafels van het brandoffer waren van gehouwen stenen, anderhalve el lang en anderhalve el breed en één el hoog; daarop legde men de gereedschappen waarmee men het brandoffer en het slachtoffer slachtte.
43. Haken van één handbreedte waren aan alle zijden aan het gebouw bevestigd; op de tafels kwam het vlees van de offergave.
44. Aan de buitenzijde van de binnenste poort waren twee vertrekken in de binnenste voorhof, één aan de zijkant van de Noordpoort met de voorzijde op het zuiden en één aan de zijkant van de Zuidpoort met de voorzijde op het noorden.
45. Hij sprak tot mij: Dit vertrek met de voorzijde op het zuiden, is voor de priesters die in de tempel dienst doen,
46. en het vertrek met de voorzijde op het noorden, is voor de priesters die bij het altaar dienst doen; en wel de zonen van Sadok, die uit de zonen van Levi tot de Here naderen om Hem te dienen.