Ezechiël 39:21-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. Zo zal Ik mijn heerlijkheid onder de volken brengen, en zullen alle volken het gericht zien dat Ik voltrokken heb, en de hand die Ik op hen heb gelegd.

22. Het huis Israëls zal weten, dat Ik de Here hun God ben, van die dag af en voortaan.

23. En de volken zullen weten, dat het huis Israëls om zijn ongerechtigheid in ballingschap is gegaan; omdat zij Mij ontrouw geworden waren, had Ik mijn aangezicht voor hen verborgen en hen overgegeven in de macht van hun tegenstanders, zodat zij allen door het zwaard vielen.

24. Naar hun onreinheid en hun overtredingen heb Ik hen behandeld en mijn aangezicht voor hen verborgen.

25. Daarom, zo zegt de Here Here, nu zal Ik een keer brengen in het lot van Jakob en Mij ontfermen over het gehele huis Israëls, en ijveren voor mijn heilige naam.

Ezechiël 39