11. Ga, begeef u naar de ballingen, uw volksgenoten, spreek tot hen en zeg hun: Zo zegt de Here Here –; of zij horen dan wel het nalaten.
12. Toen hief de Geest mij op, en ik hoorde achter mij het geluid van een geweldig gedruis – geprezen zij de heerlijkheid des Heren in zijn woonplaats –:
13. het geruis van de vleugels der wezens, die elkander raakten, en het geratel der raderen daarnevens; het geluid van een geweldig gedruis.