1. Het woord des Heren kwam tot mij:
2. Mensenkind, zeg tot de vorst van Tyrus: zo zegt de Here Here: omdat uw hart hoogmoedig geworden is en gij zegt: ik ben een god, een godenwoning bewoon ik midden in zee, – terwijl gij een mens zijt en geen god – en gij in uw hart uzelf gelijkstelt met een god;
3. voorzeker, gij zijt wijzer dan Daniël, geen geheim is voor u verborgen;