Ezechiël 24:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Het woord des Heren kwam tot mij in het negende jaar, in de tiende maand, op de tiende der maand:

2. Mensenkind, schrijf de datum op van deze dag, de dag van heden: heden heeft de koning van Babel zich op Jeruzalem geworpen.

3. Houd nu aan het weerspannige geslacht een gelijkenis voor en zeg tot hen: Zo zegt de Here Here: zet de pot op, zet op! Giet er water in.

4. Doe de stukken vlees erin, alle goede stukken, lende en schouder; vul hem met de beste beenderen,

5. neem het beste van het kleinvee. Stapel het hout eronder op. Laat het zieden, zodat ook de beenderen gaan koken.

6. Daarom, zo zegt de Here Here: wee de bloedstad, de pot waarin roest is en waar de roest niet van is afgegaan. Haal stuk voor stuk eruit, zonder dat het lot erover valt.

7. Want het vergoten bloed blijft in haar; op een kale rots heeft zij het gestort; zij heeft het niet op de aarde uitgegoten om het door stof te doen bedekken.

8. Om grimmigheid te verwekken en wraak te nemen heb Ik het vergoten bloed op een kale rots gestreken, zodat het niet bedekt kon worden.

9. Daarom, zo zegt de Here Here: wee de bloedstad! Ik zelf wil de vuurhaard groot maken.

10. Maak een grote stapel hout; ontsteek het vuur; laat het vlees gaar worden, doe het vleesnat koken, laat de beenderen verbranden.

Ezechiël 24