Ezechiël 23:29-49 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. Zij zullen u met haat bejegenen, al wat gij bezit wegnemen en u naakt en bloot achterlaten; uw ontuchtige schaamte zal ontbloot worden – uw ontucht en uw hoererij.

30. Dat zal men u aandoen wegens uw overspel met de volken, omdat gij u verontreinigd hebt met hun afgoden.

31. Gij hebt de weg van uw zuster bewandeld; daarom zal Ik u haar beker in de hand geven.

32. Zo zegt de Here Here: De beker van uw zuster zult gij drinken, die diepe en wijde beker – tot belaching en spot zult gij zijn –, boordevol.

33. Met dronkenschap en kommer zult gij vervuld worden; een beker van huivering en ontzetting is de beker van uw zuster Samaria.

34. Gij zult hem tot de bodem toe uitdrinken, zijn scherven stuk bijten en uw borsten openrijten – want Ik heb het gesproken, luidt het woord van de Here Here.

35. Daarom, zo zegt de Here Here, omdat gij Mij vergeten en Mij achter uw rug geworpen hebt, draag dan ook uw ontucht en uw hoererij!

36. En de Here zeide tot mij: Mensenkind, wilt gij Ohola en Oholiba richten? Houd haar dan haar gruwelen voor,

37. want zij hebben overspel bedreven en er kleeft bloed aan haar handen; met haar afgoden hebben zij overspel bedreven en zij hebben hun ook de zonen die zij Mij gebaard hadden, tot spijze gewijd.

38. Bovendien hebben zij Mij dit aangedaan: verontreinigd hebben zij in die tijd mijn heiligdom, mijn sabbatten ontheiligd.

39. Terwijl zij hun zonen voor hun afgoden geslacht hadden, kwamen zij op diezelfde dag naar mijn heiligdom, zodat zij het ontheiligden; ja, zo deden zij in mijn huis.

40. Zelfs hebben zij mannen doen komen uit een ver land; nauwelijks was hun een bode gezonden of zij kwamen, degenen, voor wie gij u gebaad, uw ogen geverfd en u met sieraden getooid hadt;

41. gij waart gezeten op een pronkbed, en daarvoor stond de tafel toebereid, waarop gij mijn wierook en mijn olie hadt gezet.

42. Er was het gedruis van een zorgeloze menigte, en dronkaards uit de woestijn mengden zich onder mannen uit de heffe des volks. Zij deden armbanden aan haar armen en zetten een sierlijke kroon op haar hoofd.

43. Toen dacht Ik: Bedrijft die verwelkte vrouw nog overspel? Zal men zelfs met haar nog ontucht plegen?

44. Men ging naar haar als naar een hoer; zo ging men naar Ohola en Oholiba, die ontuchtige vrouwen.

45. Maar rechtschapen mannen zullen haar richten volgens het recht dat toegepast wordt op vrouwen die overspel doen, en op vrouwen die bloed vergieten, want overspeelsters zijn zij en bloed kleeft er aan haar handen.

46. Want zo zegt de Here Here: Doe een menigte tegen haar optrekken en geef haar over ter mishandeling en ter plundering;

47. deze menigte zal haar stenigen en haar met zwaarden in stukken houwen, haar zonen en haar dochters doden, en haar huizen met vuur verbranden.

48. En Ik zal aan de ontucht in het land een eind maken; alle vrouwen zullen de waarschuwing ter harte nemen, om niet te doen naar uw ontucht.

49. Uw ontucht zal men over u brengen, en gij zult de zonden van uw afgoderij dragen. En gij zult weten, dat Ik de Here Here ben.

Ezechiël 23