Ezechiël 23:24-41 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. Zij zullen tegen u optrekken met tal van wagens en voertuigen en met een menigte van volken; grote en kleine schilden en helmen zullen zij van alle kanten tegen u aanvoeren. Dan zal Ik hun de rechtszaak voorleggen, en zij zullen u richten volgens hun gebruiken.

25. Ik zal u mijn naijver doen voelen, en zij zullen grimmig met u afrekenen; neus en oren zullen zij u afsnijden, en wat van u overblijft, zal door het zwaard vallen. Zij zullen uw zonen en dochters wegnemen en wat van u overblijft, zal door het vuur worden verteerd.

26. Zij zullen u uw klederen uittrekken en uw sieraden ontnemen.

27. Dan zal Ik een eind maken aan uw ontucht en aan uw hoererij uit het land Egypte, zodat gij uw ogen naar hen niet meer zult opslaan en aan Egypte niet meer zult denken.

28. Want zo zegt de Here Here: Zie, Ik geef u over in de macht van hen die gij haat, in de macht van hen van wie gij u afgekeerd hebt.

29. Zij zullen u met haat bejegenen, al wat gij bezit wegnemen en u naakt en bloot achterlaten; uw ontuchtige schaamte zal ontbloot worden – uw ontucht en uw hoererij.

30. Dat zal men u aandoen wegens uw overspel met de volken, omdat gij u verontreinigd hebt met hun afgoden.

31. Gij hebt de weg van uw zuster bewandeld; daarom zal Ik u haar beker in de hand geven.

32. Zo zegt de Here Here: De beker van uw zuster zult gij drinken, die diepe en wijde beker – tot belaching en spot zult gij zijn –, boordevol.

33. Met dronkenschap en kommer zult gij vervuld worden; een beker van huivering en ontzetting is de beker van uw zuster Samaria.

34. Gij zult hem tot de bodem toe uitdrinken, zijn scherven stuk bijten en uw borsten openrijten – want Ik heb het gesproken, luidt het woord van de Here Here.

35. Daarom, zo zegt de Here Here, omdat gij Mij vergeten en Mij achter uw rug geworpen hebt, draag dan ook uw ontucht en uw hoererij!

36. En de Here zeide tot mij: Mensenkind, wilt gij Ohola en Oholiba richten? Houd haar dan haar gruwelen voor,

37. want zij hebben overspel bedreven en er kleeft bloed aan haar handen; met haar afgoden hebben zij overspel bedreven en zij hebben hun ook de zonen die zij Mij gebaard hadden, tot spijze gewijd.

38. Bovendien hebben zij Mij dit aangedaan: verontreinigd hebben zij in die tijd mijn heiligdom, mijn sabbatten ontheiligd.

39. Terwijl zij hun zonen voor hun afgoden geslacht hadden, kwamen zij op diezelfde dag naar mijn heiligdom, zodat zij het ontheiligden; ja, zo deden zij in mijn huis.

40. Zelfs hebben zij mannen doen komen uit een ver land; nauwelijks was hun een bode gezonden of zij kwamen, degenen, voor wie gij u gebaad, uw ogen geverfd en u met sieraden getooid hadt;

41. gij waart gezeten op een pronkbed, en daarvoor stond de tafel toebereid, waarop gij mijn wierook en mijn olie hadt gezet.

Ezechiël 23