Ezechiël 23:12-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Naar Assurs zonen hunkerde zij: landvoogden en stadhouders, hovelingen, sierlijk uitgedost, ruiters te paard, begeerlijke jonge mannen, hoofd voor hoofd.

13. En Ik zag, dat zij zich verontreinigde; beiden gingen dezelfde weg.

14. Ja, zij pleegde nog meer ontucht; immers, zij zag mannen op de muur getekend, afbeeldingen van Chaldeeën, met menie getekend,

15. aan de heupen met een gordel omgord, met een overhangende tulband op het hoofd; allen er uitziende als ridders, gelijkend op mensen uit Babel der Chaldeeën, hun geboorteland.

16. Zodra zij hen zag, hunkerde zij naar hen, en zond boden tot hen naar Chaldea.

17. En er kwamen Babyloniërs tot haar om liefdesgemeenschap met haar te hebben; zij onteerden haar met hun ontucht, en toen zij door hen onteerd was, keerde zij zich van hen af.

18. Openlijk pleegde zij haar ontucht; zij ontblootte haar schaamte, zodat Ik een afkeer van haar kreeg, zoals Ik een afkeer van haar zuster gekregen had.

19. Ja, zij pleegde nog meer ontucht, gedachtig aan de dagen van haar jeugd, toen zij ontucht pleegde in het land Egypte.

20. Zij hunkerde naar haar minnaars, die zinnelijk waren als ezels en onstuimig in hun drift als paarden.

21. Ja, gij hebt naar de ontucht van uw jeugd gezocht, toen de Egyptenaren uw boezem streelden ter wille van uw jonge borsten.

22. Daarom, Oholiba, zo zegt de Here Here: Zie, Ik zet de minnaars tegen u op, van wie gij u afgekeerd hebt; van alle kanten zal Ik hen tegen u doen optrekken:

23. Babyloniërs en alle Chaldeeën, Pekod, Soa en Koa, met hen alle Assyriërs: begeerlijke jonge mannen, hoofd voor hoofd landvoogden en stadhouders, ridders en aanzienlijken, allen te paard.

24. Zij zullen tegen u optrekken met tal van wagens en voertuigen en met een menigte van volken; grote en kleine schilden en helmen zullen zij van alle kanten tegen u aanvoeren. Dan zal Ik hun de rechtszaak voorleggen, en zij zullen u richten volgens hun gebruiken.

25. Ik zal u mijn naijver doen voelen, en zij zullen grimmig met u afrekenen; neus en oren zullen zij u afsnijden, en wat van u overblijft, zal door het zwaard vallen. Zij zullen uw zonen en dochters wegnemen en wat van u overblijft, zal door het vuur worden verteerd.

26. Zij zullen u uw klederen uittrekken en uw sieraden ontnemen.

27. Dan zal Ik een eind maken aan uw ontucht en aan uw hoererij uit het land Egypte, zodat gij uw ogen naar hen niet meer zult opslaan en aan Egypte niet meer zult denken.

28. Want zo zegt de Here Here: Zie, Ik geef u over in de macht van hen die gij haat, in de macht van hen van wie gij u afgekeerd hebt.

29. Zij zullen u met haat bejegenen, al wat gij bezit wegnemen en u naakt en bloot achterlaten; uw ontuchtige schaamte zal ontbloot worden – uw ontucht en uw hoererij.

30. Dat zal men u aandoen wegens uw overspel met de volken, omdat gij u verontreinigd hebt met hun afgoden.

Ezechiël 23