25. Maar gij zegt: De weg des Heren is niet recht. Hoort toch, huis Israëls, is mijn weg niet recht? Zijn niet veeleer uw wegen niet recht?
26. Wanneer een rechtvaardige zich afkeert van zijn rechtvaardige wandel en onrecht doet en daarom sterft, dan sterft hij om het onrecht dat hij gedaan heeft.
27. Maar als een goddeloze zich bekeert van zijn goddeloze daden, en naar recht en gerechtigheid handelt, dan zal hij het leven behouden.
28. Immers, hij is tot inzicht gekomen en heeft zich bekeerd van alle overtredingen die hij begaan heeft. Hij zal voorzeker leven; hij zal niet sterven.
29. Maar het huis Israëls zegt: De weg des Heren is niet recht. Zijn mijn wegen niet recht, huis Israëls? Zijn niet veeleer uw wegen niet recht?