Ezechiël 12:11-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Zeg: ik ben voor u een zinnebeeld; zoals ik gedaan heb, zo zal aan hen geschieden: in ballingschap, in gevangenschap zullen zij gaan;

12. en de vorst onder hen zal bij dikke duisternis zijn pak op zijn schouder laden en naar buiten trekken; in de muur zal men een gat maken om hem daar doorheen te laten; zijn gezicht zal hij bedekken, omdat hij met zijn oog deze grond niet zal weerzien.

13. Ik zal mijn net over hem uitspreiden en hij zal in mijn strik gevangen worden; Ik zal hem naar Babel, het land der Chaldeeën, brengen, maar hij zal dat niet zien; en daar zal hij sterven.

14. Allen die hem omgeven, zijn helpers en al zijn krijgsbenden, zal Ik naar alle windstreken verstrooien, en achter hen zal Ik het zwaard trekken.

15. En zij zullen weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik hen onder de volken verspreid en over de landen verstrooi.

16. Maar Ik zal van hen een klein aantal mannen het zwaard, de honger en de pest doen overleven, opdat zij al hun gruwelen vertellen onder de volken in wier gebied zij komen; en zij zullen weten, dat Ik de Here ben.

17. Het woord des Heren kwam tot mij:

18. Mensenkind, eet uw brood met beving en drink uw water met siddering en kommer,

19. en zeg tot het volk des lands: alzo zegt de Here Here aangaande de inwoners van Jeruzalem op Israëls bodem: hun brood zullen zij met kommer eten en hun water drinken in stomme smart – opdat hun land, beroofd van al wat het heeft, een woestenij worde vanwege de geweldenarij van allen die het bewonen.

20. De bewoonde steden zullen tot puin en het land zal tot een woestenij worden; en gij zult weten, dat Ik de Here ben.

21. Het woord des Heren kwam tot mij:

22. Mensenkind, wat is dat voor een zegswijze bij u in het land van Israël: de tijd verstrijkt, maar geen enkel gezicht komt uit?

23. Daarom zeg tot hen: zo zegt de Here Here: Ik zal aan deze zegswijze een einde maken, en men zal ze niet langer gebruiken in Israël. Zeg daarentegen tot hen: de tijd is nabij en de vervulling van elk gezicht!

24. Want er zal geen bedrieglijk gezicht noch verleidende waarzeggerij meer zijn onder het huis Israëls.

25. Ik, de Here, zal het woord spreken, dat Ik spreken zal, en het zal in vervulling gaan; niet langer zal het worden uitgesteld. Want in uw dagen, weerspannig geslacht, zal Ik een woord spreken en Ik zal het ten uitvoer brengen ook, luidt het woord van de Here Here.

Ezechiël 12