1. Dit nu is wat gij hun doen zult, om hen te heiligen om voor Mij het priesterambt te bekleden: Neem één jonge stier, en twee gave rammen,
2. ongezuurd brood en ongezuurde koeken, met olie aangemaakt, en ongezuurde, dunne koeken, met olie bestreken; van fijn tarwemeel zult gij ze maken.
3. Leg ze in een korf en draag ze in de korf naderbij, met de stier en de beide rammen.