Deuteronomium 24:15-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Op de dag zelf zult gij zijn loon uitbetalen, de zon mag daarover niet ondergaan, omdat hij behoeftig is en er dus naar uitziet – opdat hij niet over u tot de Here roepe en gij u bezondigt.

16. De vaders zullen niet om hun kinderen ter dood gebracht worden; ook zullen de kinderen niet om hun vaders ter dood gebracht worden; ieder zal om zijn eigen zonde ter dood gebracht worden.

17. Gij zult het recht van vreemdeling en wees niet buigen; ook zult gij het kleed der weduwe niet tot pand nemen.

18. Gij zult gedenken, dat gij in Egypte slaaf geweest zijt, en dat de Here, uw God, u daaruit bevrijd heeft; daarom gebied ik u dit te doen.

19. Wanneer gij de oogst op uw akker binnenhaalt en een garve op de akker vergeet, dan zult gij niet teruggaan om die weg te halen; voor de vreemdeling, de wees en de weduwe zal die zijn – opdat de Here, uw God, u zegene in al het werk uwer handen.

20. Wanneer gij uw olijven afslaat, zult gij de takken niet nog eens afzoeken; voor de vreemdeling, de wees en de weduwe zal dit zijn.

21. Wanneer gij de oogst van uw wijngaard inzamelt, zult gij niet nog eens een nalezing houden; voor de vreemdeling, de wees en de weduwe zal dit zijn.

22. Gij zult gedenken, dat gij in het land Egypte slaaf geweest zijt; daarom gebied ik u dit te doen.

Deuteronomium 24