8. Wanneer gij een nieuw huis bouwt, dan zult gij aan uw dak een borstwering maken, opdat gij geen bloedschuld over uw huis brengt, als er iemand af valt.
9. Gij zult uw wijngaard niet met tweeërlei zaad bezaaien, opdat niet de gehele oogst van het zaad dat gij gezaaid hebt, en de opbrengst van de wijngaard aan het heiligdom vervalt.
10. Gij zult niet ploegen met een rund en een ezel tezamen.
11. Gij zult u niet kleden met een kleed van tweeërlei stof, wol en linnen tezamen.
12. Gij zult u gedraaide snoeren maken aan de vier hoeken van het kleed, waarmee gij u bedekt.
13. Wanneer een man een vrouw huwt en na de echtelijke gemeenschap een afkeer van haar krijgt,
14. haar in opspraak brengt en haar een slechte naam bezorgt door te zeggen: Deze vrouw heb ik gehuwd, maar bij de echtelijke gemeenschap bevond ik, dat zij geen maagd was –