Deuteronomium 2:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Daarop wendden wij ons om en braken op naar de woestijn, in de richting van de Schelfzee, zoals de Here tot mij gesproken had; vele dagen trokken wij om het gebergte Seïr heen.

2. Toen zeide de Here tot mij:

3. gij hebt lang genoeg om dit gebergte heen getrokken, wendt u naar het noorden;

4. gebied het volk aldus: gij gaat nu trekken door het gebied van uw broeders, de zonen van Esau, die in Seïr wonen; die zullen bevreesd voor u zijn. Neemt u echter zeer in acht;

5. daagt hen niet uit, want Ik zal u van hun land zelfs geen voetbreed geven, omdat Ik het gebergte Seïr aan Esau tot een bezitting gegeven heb.

6. Voedsel om te eten zult gij van hen voor geld kopen; ook water om te drinken zult gij van hen voor geld kopen.

7. Want de Here, uw God, heeft u gezegend in al het werk uwer handen; Hij heeft uw tocht door deze grote woestijn gekend; deze veertig jaar was de Here, uw God, met u, gij hebt aan niets gebrek gehad.

Deuteronomium 2