Deuteronomium 16:21-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. Gij zult u geen gewijde paal noch enig geboomte planten naast het altaar van de Here, uw God, dat gij u maken zult.

22. Gij zult u ook geen gewijde steen oprichten, hetgeen de Here, uw God, haat.

Deuteronomium 16