Deuteronomium 11:25-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. Niemand zal vóór u standhouden; de Here, uw God, zal schrik en vrees voor u leggen op het gehele land dat gij betreedt, zoals Hij u heeft toegezegd.

26. Zie, ik houd u heden zegen en vloek voor:

27. zegen, wanneer gij luistert naar de geboden van de Here, uw God, die ik u heden opleg;

28. maar vloek, indien gij naar de geboden van de Here, uw God, niet luistert en afwijkt van de weg die ik u heden gebied, door het achterna lopen van andere goden, die gij niet gekend hebt.

29. Wanneer nu de Here, uw God, u gebracht zal hebben in het land, dat gij in bezit gaat nemen, dan zult gij de zegen uitspreken op de berg Gerizim en de vloek op de berg Ebal;

30. liggen zij niet aan de overzijde van de Jordaan achter de westelijke heerbaan, in het land der Kanaänieten, die in de vlakte wonen, tegenover Gilgal bij de terebinten van More?

Deuteronomium 11