Deuteronomium 1:26-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Maar gij wildet niet optrekken en waart weerspannig tegen het bevel van de Here, uw God;

27. gij mordet in uw tenten en zeidet: omdat de Here ons haat, heeft Hij ons uit het land Egypte geleid om ons te brengen in de macht van de Amorieten en ons te verdelgen.

28. Waarheen trekken wij op? Onze broeders hebben ons het hart doen smelten met de tijding: de mensen zijn groter en langer dan wij, de steden zijn groot en hemelhoog versterkt, en ook hebben wij daar Enakieten gezien.

29. Ik zeide wel tot u: Beeft niet, vreest niet voor hen.

Deuteronomium 1