17. Indien onze God, die wij vereren, in staat is ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven, en uit uw macht, o koning, bevrijden;
18. maar zelfs indien niet – het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet vereren, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, niet aanbidden.
19. Toen werd Nebukadnessar vervuld met gramschap, en zijn gelaatsuitdrukking veranderde tegen Sadrak, Mesak en Abednego; hij antwoordde en gebood, dat men de oven zevenmaal heter zou stoken dan gewoonlijk,
20. en aan enige mannen, van de sterksten uit zijn leger, gaf hij bevel Sadrak, Mesak en Abednego te binden en in de brandende vuuroven te werpen.
21. Toen werden die mannen gebonden, met hun mantels, broeken, mutsen en overige klederen aan, en in de brandende vuuroven geworpen.